- Alle bedragen in deze begroting luiden in duizendtallen, tenzij anders vermeld.
- De begroting voldoet aan de kaders zoals door uw Raad gesteld in de Financiële Verordening, de Nota Reserves en Voorzieningen, de IJkpuntennota en de Kadernota.
- De loonindex voor de gemeentelijke loonsommen in 2024 bedraagt conform de Kadernota 5% ten opzichte van de begroting 2023, waarvan 4% voor CAO-loonstijging en 1% voor de stijging van de sociale premies. De huidige CAO loopt tot 31 december 2023. Er is momenteel nog geen nieuwe CAO voor 2024 of volgende jaren afgesloten. De onderhandelingen daarover moeten nog beginnen. Er is een kans dat de CAO of pensioenpremie-ontwikkeling groter (of lager) is dan wij nu inschatten. We komen daar dan bij de Zomerrapportage 2024 op terug.
- De prijsindex voor de gemeentelijke budgetten in 2024 bedraagt 5%.
- De gecombineerde loon/prijsbijstelling van de gesubsidieerde instellingen komt in 2024 uit op 5% ten opzichte van de begroting 2023.
- De indexering van de gemeentelijke bijdragen aan de coöperaties onderwijshuisvesting Samenfoort PO en Samenfoort VO bedraagt o.b.v. herindexering over 2022, 2023 en vooruitkijkend naar 2024 9,3%
- De OZB en andere belastingopbrengsten worden in 2024 op grond van de Kadernota trendmatig met 5% verhoogd (los van eventuele andere effecten, zoals de herwaardering van de OZB).
- De tarieven voor leges en retributies (onder andere afval en riool) worden bepaald op grond van de begrote kosten en de afgesproken 100% kostendekkendheidspercentages. De tariefaanpassingen zijn daarmee een resultante van de kostenontwikkelingen.
- Alle genoemde tarieven zijn onder voorbehoud van afzonderlijke vaststelling door uw Raad.
- Alle ramingen zijn in constante prijzen. De baten en de lasten van de jaarschijven 2025 tot en met 2027 zijn gebaseerd op het loon- en prijspeil van 2024.
- De functionele doorbelasting van de rentekosten via de rente-omslag is in de begroting 2024 op grond van de BBV-wetgeving opnieuw berekend. Dit percentage is vastgesteld op 1%.
- Aan grondexploitaties wordt ook rente toegerekend. Dat percentage wordt voor 2024 conform voorgeschreven berekeningen vanuit het BBV vastgesteld op 1,5%.
- Aan reserves en voorzieningen wordt in principe geen inflatie- of rentevergoeding toegekend.
- De overheadtoerekening aan de onderscheiden programma’s in de begroting is conform het BBV afgeschaft. Aan investeringen, leges en projecten worden nog wel uren en overhead toegerekend. Voor het overige wordt de overhead zoals gedefinieerd in het BBV op het programma ‘Bedrijfsvoering’ verantwoord.
- De personele lasten en baten van de gehele organisatie worden verdeeld (doorbelast) naar de diverse programma's.
- Het uitgangspunt is dat er in 2024 71.500 woningen in Amersfoort zijn; in 2025 72.250 woningen; in 2026 73.000 woningen en in 2027 73.750 woningen. Dit betreffen louter de verblijfsobjecten met een woonfunctie. Voor de raming van het gemeentefonds worden andere aantallen gebruikt; daarvoor wordt onder andere ook het aantal verblijfsobjecten met een logiesfunctie meegenomen. De programmabudgetten stijgen of dalen aan de hand van de stijging of daling van het aantal inwoners of woningen; dit noemen we de areaaluitbreiding.
- Voor de afschrijving van de activa verwijzen wij naar de financiële verordening en de paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen in deze begroting.
- Voor de jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen onderscheiden we drie voorzieningen:
- Een voorziening voor wachtgelden van ex-wethouders;
- Een voorziening voor pensioenen van wethouders;
- Een voorziening voor het verlofsparen.
- Aangezien de overige jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen jaarlijks van vergelijkbaar volume zijn, zijn hiervoor geen voorzieningen gevormd maar zijn deze via de begroting afgedekt.
- We berekenen de overheadtarieven door de totale bedrijfsvoeringskosten om te slaan over de direct productieve fte's.
- Alle vrijvallende afschrijvingslasten van activa in een jaarschijf (niet zijnde activa gekoppeld aan kostendekkende producten), doordat bijvoorbeeld een activum volledig is afgeschreven maar nog niet wordt vervangen, behouden we binnen programma 5.1 als dekking van de kapitaallasten van nieuwe/toekomstige vervangingsinvesteringen.
- Met ingang van het begrotingsjaar 2024 wordt de reserve vervangingsinvesteringen toegerekend aan de verschillende programma's waarop dit betrekking heeft. Het beginsaldo 2024 is om die reden verdeeld over de programma's 1.2 Grondexploitatie en Ruimtelijke Ordening, 1.4 Mobiliteit, 2.3 Onderwijs en Sport & Bewegen en 4.3 Bedrijfsvoering. Feitelijk is ook vanaf 2024 nog steeds sprake van 1 reserve vervangingsinvesteringen.
- Onze begroting voldoet aan de Begrotingsrichtlijnen zoals de Provinciale Toezichthouder die uitgevaardigd heeft voor de meerjarenbegroting 2024-2027.
- De baten uit het gemeentefonds worden als structureel aangemerkt; wanneer hier incidentele lasten mee gedekt worden, zijn die lasten als incidenteel gekwalificeerd; als er structurele lasten mee gedekt worden, zijn die lasten als structureel aangemerkt in de staat van incidentele baten en lasten.
- De baten en extra baten (of minder lasten) duiden we aan met een '+'-teken;
- De lasten en extra lasten (of minder baten) duiden we aan met een '-'-teken.
- Tegenvallers binnen een beleidsprogramma worden conform bestaand beleid zoveel als mogelijk binnen dat programma opgelost.
- In sommige programma's komen grote projecten ter sprake. We nemen iets op in het overzicht van de (grote) projecten in de volgende gevallen:
- ze worden geactiveerd (bijvoorbeeld investeringen) of komen ten laste van een voorziening en zijn groter dan € 4,8 miljoen;
- ze komen rechtstreeks ten laste van de exploitatie en zijn groter dan € 1 miljoen;
- het zijn projecten die politiek / bestuurlijk van belang zijn, zoals bijvoorbeeld de invoering van de omgevingswet. Over de grondexploitaties rapporteren we via het MeerjarenProgramma Grondexploitaties (MPG) en vallen hier dus buiten.
Conform de Kadernota 2024-2027 laten we het financieel solide beleid met een begroting die voor alle jaarschijven van de komende meerjarenbegroting reëel, materieel en structureel sluitend is, vanwege de grote financiële onzekerheden vanaf 2026, voor de jaarschijven 2026 en 2027 los. Wel volgen wij de financiële ruimte vanaf 2026 nauwgezet. In deze begroting schetsen we de denkrichtingen ten aanzien van de ombuigingen om de begroting vanaf 2026 weer structureel sluitend te krijgen, mocht het Rijk niet met extra middelen over de brug komen. Deze denkrichtingen zullen verder uitgewerkt zijn bij de Kadernota 2025-2028.