Home

Financiën

Na het vaststellen van de Begroting 2023-2026 heeft zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan, die opgenomen zijn in de Kadernota 2024-2027. Uw Raad heeft deze Kadernota op 4 juli 2023 vastgesteld. Voor een compleet overzicht van die ontwikkelingen verwijzen wij u kortheidshalve naar die Kadernota 2024-2027.

De Kadernota 2024-2027 is het uitgangspunt voor het opstellen van de Begroting 2024-2027.

Tabel: FO.01 Kadernota 2024-2027
(x mln.)

BEGROTING 2024

RAMING
2025

RAMING
2026

RAMING
2027

waarvan incidenteel

-19,5

-8,2

-4,9

-0,8

waarvan structureel

3,2

8,7

-14,6

-28,7

Weerstandsratio

1,6

1,7

1,2

0,5

Na het vaststellen van de Kaderbrief 2024-2027 heeft zich een aantal financiële ontwikkelingen voorgedaan. In onderstaande tabel zijn deze ontwikkelingen weergegeven.

Tabel: FO.02 Ontwikkelingen na vaststelling Kadernota 2024-2027
(x mln.)

BEGROTING 2024

RAMING
2025

RAMING
2026

RAMING
2027

1

Financieel effect Meicirculaire 2023

21,2

17,0

15,8

21,8

2

Loon- en prijsontwikkeling

-19,9

-19,9

-19,5

-19,3

3

Index belastingen

3,2

3,2

3,2

3,2

4

Onbenodigd deel taakmutaties meiciculaire 2023

0,1

0,0

0,0

0,0

5

Aanvullende incidentele middelen (knelpunten)

-0,9

-1,5

-1,5

0,0

6

Motie 2023-071M Isolatieoffensief

-0,6

-0,8

-0,7

0,0

7

Motie 2203-053M Ondermijning

-0,3

-0,5

-0,5

0,0

8

Areaal-effect

0,1

1,5

2,2

0,6

9

Rente-effect

1,8

-0,5

0,3

0,4

10

Kapitaallasten

1,3

-0,5

0,0

1,6

11

Stelpost kapitaallasten

-1,3

0,0

0,0

-1,6

12

Prijsontwikkeling bijdrage doordecentralisatie onderwijs

-0,4

-0,4

-0,5

-0,5

13

Toerekening kosten aan kostendekkende producten

0,8

0,8

0,7

0,8

14

Actualisatie OZB begroting

-0,1

-0,1

-0,1

0,6

15

Diverse mutaties < € 100.000

0,0

0,1

0,1

0,1

TOTAAL ontwikkelingen na vaststelling Kadernota 2024-2027

5,0

-1,5

-0,4

7,7

1. Na het opstellen van de Kadernota 2024-2027 is de Meicirculaire 2023 van het gemeentefonds verschenen. Daarover bent u geïnformeerd via een raadsvoorstel . De Meicirculaire 2023 leverde extra structurele financiële ruimte op die ook weer ingezet is om de kosten van de gestegen lonen en prijzen mee te dekken, zie ook onder 2.
2. Het uitgangspunt dat de lonen en prijzen met 5% stijgen, betekent voor onze begroting een structurele kostenpost van ongeveer € 20 miljoen. Hier staat deels dekking uit het gemeentefonds tegenover (zie onder 1), en deels dekking uit de index op de belastingopbrengsten (zie 3). In de (gewijzigde) begroting 2023 staat nog een stelpost loon/prijsbijstellingen van ongeveer € 1 mln. Zie ook het raadsvoorstel hierover. Ons College stelt voor om deze stelpost voorlopig nog in stand te houden om excessieve loon/prijsbijstellingen daaruit te kunnen dekken, mocht daar sprake van zijn.
3. De prijspeilaanpassing van de belastingen met 5% levert een extra opbrengst van € 3,2 miljoen op.
4. Van de taakmutaties uit de Meicirculaire 2023 is € 0,1 miljoen die we gekregen hebben voor de loon/prijsbijstelling participatie niet nodig.
5. In de Kadernota 2024-2027 is voor een aantal onderwerpen in 2024 incidenteel budget toegekend. Onder andere voor regionale samenwerking (€ 0,38 mln.); radicalisering (€ 0,71 mln.); formatie sport (€ 0,142 mln.). Omdat de meicirculaire extra financiële ruimte bood, is bij het raadsvoorstel van de Meicirculaire voor de volgende onderwerpen in 2024 ook incidenteel budget toegekend: aanpak ondermijning (€ 0,2 mln.); ecoloog (€ 0,15 mln.); U-net (€ 0,3 mln.); Langs Eem en Spoor (€ 0,25 mln.); totaal € 0,9 mln.. Omdat ons College van mening is dat deze prioriteiten langjarig doorgang vinden, stelt ons College voor om dit tot en met de jaarschijf 2026 op te nemen. Wij laten het aan een volgend college over om te besluiten of deze posten structureel opgenomen moeten worden. Samen met de incidentele posten uit de Kadernota gaat het in totaal om een bedrag van € 1,5 mln.
6 en 7. Bij de behandeling van de Kadernota 2024-2027 zijn twee moties ingediend met een financieel effect: 053M (ondermijning) en 071M (isolatie-offensief). Ons College heeft deze ingepast in de begroting. Voor het isolatie-offensief is gedurende drie jaren gemiddeld € 0,7 mln. beschikbaar. Om uitvoering te geven aan het rekenkamerrapport over ondermijning is 5,3 fte nodig. Dat kost ongeveer € 0,7 mln. per jaar. We verwachten niet in 2024 de volledige 5,3 fte ingevuld te kunnen hebben, maar in 2025 wel. Dat betekent dat we met een ingroeimodel werken, waarbij we in 2024 € 0,5 mln. opnemen voor de aanpak van ondermijning en in 2026 en 2027 € 0,7 mln. Omdat we in het raadsvoorstel Meicirculaire 2023 al € 0,2 mln. uit hadden getrokken ter bestrijding van ondermijning en dat bij punt 5 doorgetrokken hebben naar 2026, zijn de extra lasten voor ondermijning € 0,3 mln. in 2024 en € 0,5 mln. in 2025 en 2026.
8. De verwachting omtrent de nieuwbouwwoningen en daarmee nieuwe inwoners ligt iets lager dan vorig jaar geraamd. Dat betekent dat op de areaalbudgetten neerwaarts bijgesteld kunnen worden, wat extra ruimte voor de gemeentebegroting betekent.
9. Omdat we eerder € 100 mln. hadden geleend tegen 0,7% rente, maar dat geld nu nog niet direct nodig hebben, zijn we verplicht dat uit te zetten bij 's Rijks Schatkist in het kader van het schatkistbankieren. Daar ontvangen we op dit moment (september 2023) 3,7% rente. De verwachting is dat dit ook in 2024 rentebaten zal opleveren. In 2025 verwachten we extra financiering nodig te hebben tegen een rente die hoger ligt dan vorig jaar verwacht werd. Na 2026 verwachten we een lichte daling van de rente.
10 en 11. Vanwege verschuivingen in de investeringen (zoals ook gemeld in de Zomerrapportage 2023) is er in 2024 sprake van lagere kapitaallasten. Conform de uitgangspunten van de begroting storten we de voordelen in een stelpost kapitaallasten, om in jaren dat er hogere kapitaallasten zijn, deze ook te kunnen dekken uit deze stelpost.   
12. Jaarlijks wordt bekeken of de te betalen prijsindex aan de onderwijscoöperaties bijgesteld moet worden. De accrespercentages uit de gemeentefondscirculaires zijn hiervoor leidend. Omdat die als gevolg van een hogere loon/prijsbijstelling hoger zijn, leidt dat ook tot een extra te betalen bedrag aan de onderwijscoöperaties.
13. Voor leges en tarieven hanteren we het uitgangspunt van 100% kostendekkendheid. Dat wil zeggen dat we alle lasten doorberekenen in de tarieven. Dit levert structureel ongeveer € 0,8 miljoen op.
14. Omdat we iets minder hard groeien dan vorig jaar gedacht, zijn er ook minder woningen waarover OZB geheven kan worden. Dat leidt tot een beperkt nadeel in de begroting.
15. Tot slot is er een aantal kleinere financiële mutaties die beperkte impact hebben.

Bovenstaande ontwikkelingen leiden tot een nieuwe stand van de Begroting 2024-2027. Deze nieuwe stand is in onderstaande tabel weergegeven.

Tabel: FO.03 Begrotingssaldo
(x mln.)

BEGROTING 2024

RAMING
2025

RAMING
2026

RAMING
2027

1

Kadernota 2024-2027

-16,4

0,5

-19,5

-29,5

2

Financiële ontwikkelingen na vaststelling kadernota 2024-2027

5,0

-1,5

-0,4

7,7

Waarvan incidenteel

-35,0

-19,6

-7,8

-0,8

Waarvan structureel

23,6

18,6

-12,1

-21,0

WEERSTANDSRATIO

2,0

1,9

1,5

1,0

Uit bovenstaande tabel blijkt dat er per saldo een structureel batig begrotingssaldo van € 5,0 miljoen in 2024 resteert, ook al geven we feitelijk meer geld uit in 2024 dan er binnen komt.
Onze begroting is in de eerste twee jaren structureel sluitend en in de jaren 2024 en 2025 voldoet de begroting daarmee aan de normen van de financiële ijkpunten. Zoals al eerder aangegeven, kennen we de jaren daarna financiële tekorten, die voornamelijk veroorzaakt worden door het huidige kabinet. In 2027 komt ook onze weerstandsratio onder de gestelde norm uit.
Dat is ook de reden dat ons College op zoek gaat naar mogelijkheden om ook in 2026 en volgende jaren een sluitende begroting te kunnen realiseren, als het kabinet niet met extra structurele middelen over de brug komt. Daarom werkt ons College aan een ombuiging van € 24 miljoen structureel. Dat is gebaseerd op het te verwachte tekort in 2027 plus circa 10% extra.
Wij kiezen voor een taakstelling van € 24 miljoen structureel, waarbij we uit gaan van 4% aan ombuigingen op elk begrotingsprogramma. Dat leidt dan tot een ombuigingstaakstelling zoals hieronder in de tabel opgenomen. De programma's zijn voldoende breed om binnen die programma's keuzes te maken ten aanzien van de ombuigingen. In de praktijk kan dit er op neerkomen dat er op sommige onderdelen meer en op andere onderdelen minder dan 4% wordt omgebogen. Wij leggen uw gemeenteraad een integraal voorstel voor, na afweging van besparingsvoorstellen en voorstellen om de inkomsten te verhogen. Daarmee streven we naar een evenwichtig pakket optellend tot een bedrag van € 24 miljoen.
In deze begroting presenteren wij u de globale denkrichtingen van de ombuigingen. Bij de Kadernota 2025-2028 zijn de denkrichtingen uitgewerkt en zullen wij (waar nodig) het gesprek met de stad hierover aangaan. Bij de Begroting 2025-2028 neemt uw Raad dan een besluit over de definitieve en concrete ombuigingen.
De ombuiging van € 24 miljoen is als volgt over de programma's verdeeld:  

Tabel: FO.04 Ombuigingsbedragen
(x mln.)

Ombuigingsbedragen begroting 2024 o.b.v. jaarschijf 2026 (afgrond op hele mln.)

Structurele Lasten - Totaal

Bedrag Ombuiging

Programma

1. Programma Omgeving

63

2

2. Programma Sociaal

315

13

3. Programma Bedrijvigheid

127

5

4. Programma Bestuur

89

4

5. Programma Algemene dekkingsmiddelen

9

0

Verhoging baten

-

pm.

TOTAAL

603

24 + pm.

Denkrichtingen ombuigingen
De eerste stap om te komen deze taakstelling in te vullen zetten we in deze begroting. Wij schetsen in deze paragraaf een aantal denkrichtingen voor ombuigingen. Dit zijn op dit moment denkrichtingen, zonder concrete financiële vertaling en zonder duiding van de mogelijke maatschappelijke impact. In de eerstvolgende Kadernota, volgend voorjaar, maken wij dit concreet. In de Begroting 2025-2028 (najaar 2024) worden de ombuigingsvoorstellen ter besluitvorming voorgelegd en financieel verwerkt. Tegen die tijd is er mogelijk een nieuw kabinet. De keuzes van het nieuwe kabinet kunnen van invloed zijn op onze financiële ruimte en de omvang van de ombuigingsopgave.  
De volgende denkrichtingen nemen wij mee in de uitwerking:   

  • Verkennen of we nog efficiënter gebruik kunnen maken van middelen en diensten: Wij gaan kijken naar de huidige werkprocessen en afspraken met samenwerkingspartners.
  • Versoberen en stoppen van taken: het aanpassen van contractuele afspraken, het verminderen van beleidsinzet, het verlagen van uitvoeringsbudgetten, en verlaging van  subsidies.
  • Preventie: Het investeren in preventieve maatregelen die kunnen leiden tot kostenbesparingen op de lange termijn. Er kan dan vervolgens, bijvoorbeeld, worden bespaard op individuele voorzieningen.
  • Beheer- en onderhoud: In diverse programma’s zijn denkrichtingen het verlagen van onderhoudsniveaus, het uitstellen van groot onderhoud en het versoberen van serviceniveaus.
  • Innovatie en digitalisering: Verkennen of het versoberen en standaardiseren van digitale middelen en informatiebeheer mogelijkheden biedt voor besparingen. Innovatie kan helpen om efficiënter te werken en kapitaal- en exploitatielasten te verminderen.
  • Organisatie: Gelet op de werkdruk zien wij geen mogelijkheden om hetzelfde werk te blijven doen met minder mensen. Bezuinigen op de organisatie doen wij door taken te versoberen of te verminderen.  
  • Inkomsten en kostendekking: Een denkrichting is om de dienstverlening van de gemeente meer kostendekkend te maken. Daarnaast zijn er mogelijkheden om belastingen te verhogen.

Aanvullend op de denkrichtingen die wij in deze begroting hebben geïnventariseerd, maken we gebruik van de brede ambtelijke financiële verkenningen die in 2022 zijn gedaan voor de coalitieonderhandelingen.
De uitvoering van ombuigingen gaat gepaard met risico’s en maatschappelijke impact. Ombuigingen zullen leiden tot verminderde dienstverlening aan de inwoners. Maar ook voorzieningen die versoberen, of achteruitgang in de kwaliteit van de leefomgeving. Bij investeringen met verwachte besparingen in de toekomst is het daarnaast de vraag of de besparingen daadwerkelijk gehaald gaan worden. Dit is van te voren niet 100% duidelijk en mogelijk laat de besparing langer op zich wachten. Dat geldt ook voor het aanpassen van contractuele afspraken met partners, deze zijn niet altijd op korte termijn aan te passen. Daarnaast hebben we te maken met een aantal niet of moeilijk beïnvloedbare budgetten. Deze budgetten zijn aan wetgeving gekoppeld, of we hebben onderliggende afspraken gemaakt met uitvoerders en andere partners.
Daarom beschrijven we in de Kadernota 2025-2028 bij alle ombuigingsvoorstellen de maatschappelijke impact en risico’s. Daarnaast beschouwen we de voorstellen in het licht van onze ambities uit het coalitieakkoord, zoals onze principes om twee generaties vooruit te denken, ongelijk investeren en te doen wat nodig is voor nu. Daarmee streven we naar een evenwichtig pakket aan ombuigingen. Desalniettemin zullen ombuigingen pijn doen. De lucht is uit de begroting, en dat betekent dat we keuzes moeten maken in wat we wel en niet doen.

Deze pagina is gebouwd op 10/02/2023 11:26:29 met de export van 09/26/2023 10:33:02